zondag 18 september 2011

Verslag excursie Schotsman 10-09-2011 Algemene planten en dergelijke

Anton van Haperen heette ons van harte welkom en vertelde een stukje over de geschiedenis van de Schotsman. Tot 1964 was de Schotsman een zandplaat in de stroomgeul van  het Veerse Gat, welke door aanslibbing groeide. Deze zandplaat lag tegen Noord-Beveland aan. Toen in 1964 de Veerse Gatdam werd gesloten, stopte het getij en kwamen grote delen van de Schotsman droog te liggen.
De bodem is er zanderig en vol met schelpen. Na 1964 werd er een bos aangeplant in het hoogste gedeelte van de Schotsman. De Schotsman was toen nog in eigendom van de Domeinen. Het strandgedeelte werd langzaam aan weide. De weide werd gebruikt voor recreatie in de beginjaren.  Na verrloop van tijd ontstond er door de successie een spontaan opgekomen bos.  De zogenaamde recreatieweiden werden gemaaid.  In 1970 ontdekte men dat er orchideĆ«en groeiden in de lagere en natte gedeelten van de Schotsman. Tegenwoordig is de Schotsman in beheer bij Staats Bos Beheer. Toen ging men vanaf 1975/1976 over om een orchidee-rijke omgeving te krijgen.  Het maaisel werd daarbij afgevoerd om een arme bodem te krijgen, waarop orchideĆ«en het goed doen.  Door het beheer is het zo gegroeid dat bij de gemaaide delen schraal grasland ontstond en op de plaatsen waar dat niet gebeurde er struweel tot bos kwam te staan.


Omwille van de tijd liepen we eerst van de parkeerplaats over het pad door het bos naar het “grasland”.
-          Daar aangekomen zagen we reigersbek. Als herkenningspunt heb je de gebogen reigersnek onder het kopje van de bloem. Anton vertelde een eenvoudiger manier om de reigersbek te kunnen herkennen. Reigersbek heeft langwerpige blaadjes in tegenstelling tot ooievaarsbek welke meer ronde geraniumachtige bladeren heeft. De reigersbek leeft op schrale grond en in de duinen.

-         Glad biggenkruid. Lijkt op een leeuwentand, maar is anders.
Glad biggenkruid

We werden gevraagd om te knielen en eens goed naar de grond te kijken:


-          Hierna dreef Anton zijn grondboor in de grond en haalde er een monster uit.

Aan dit monster zagen we in de bovenste laag ongeveer 3 cm humusrijk zand. Daaronder enkel zand.

Hij vertelde daarbij dat deze grond weinig kalkrijk is door uitspoeling. Anton deed daarna een klein proefje. Hij had een zoutzuuroplossing bij zich en druppelde dit op een stukje uit het grondmonster. Als de grond kalkrijk zou zijn, dan zou het op de plek waar hij het zoutzuur op druppelde, moeten gaan bruisen. Dat deed het nagenoeg niet. Ter vergelijking druppelde hij op een schelp en dat bruiste wel.

 Hij vertelde voorts dat deze weide  1 maal per jaar gemaaid wordt in augustus en dat het maaisel wordt afgevoerd.

Hij vertelde dat in het beheer de keuze gemaakt moet worden voor maaien of beweiden. Bij maaien en afvoeren wordt de grond armer. Als men beweidt met vee, vindt er toch bemesting plaats, waardoor er een andere vegetatie ontstaat.

-          Er werd een zandige onbegroeide plaats aangewezen, waarin schelpen te zien waren. De oorzaak zou kunnen zijn dat daar een mol of konijn heeft gegraven en kalkrijk zand omhoog heeft gewerkt.

-          Een stukje verder groeide rendiermos. Ook werd een korstmos genoemd, genaamd heidevorkje. Hoe deze eruit ziet en waar te vinden, heb ik even gemist. (Deze zou op te zoeken zijn in een veldgids korstmossen van de KNNV.)

-          Er werd schapegras  aangetroffen op hetzelfde stuk grasland.

-          Klauwtjesmos. Anton liet mensen met een loepje naar het mos kijken om het haakje te kunnen zien, waar het de naam aan te danken heeft.
-          Anton vertelde dat er hier en daar plekjes worden overgelaten tijdens het maaien voor de vlinders.

Hierna liepen we een stuk verder naar een lager gelegen plek. Anton vertelde dat vanaf het hoge gedeelte tot aan de waterlijn een verschil van bijna 2 meter hoogte is. Dit gaat echter heel geleidelijk.

-         We kwamen op een gedeelte waar de parnassia groeide.
Anton vertelde dat je hier geen muurpeper en ook geen reigersbek meer aantreft. Parnassia groeit op vochtige en uitgespoelde (dus kalkarme) grond. Het grondwater was hier omhooggekomen. De grond voelde drassig aan op sommige plekken. Anton vertelde over het zoute grondwater met daarop een bel van zoet (regen)water. Hij stak  de grondboor in de grond en nam een monster.
We zagen dat er hier 3 a 4 cm humus met een grijzige kleur aldaar. Anton vertelde dat die grijze kleur betekende dat er ijzerverbindingen tot stand waren gekomen, wat betekent dat het daar zuurstofloos doordat de grond daar het gehele jaar door nat is.
Hierna vertelde Anton dat het grondwater van deze plek op ongeveer 30 a 40 cm diepte ligt. De bodem alhier heeft een hele kalkrijke omgeving, doordat er door de uitspoeling vanaf de hoger gelegen delen kalkhoudend water wordt aangevoerd.
Ook vertelde Anton dat het grondmonster bovenin zuurder is en onderin meer basisch.
-          We troffen op die plek ook geelhartje) aan. (Linum catharticum) is een eenjarige of tweejarige plant die behoort tot de vlasfamilie (Linaceae). De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als vrij zeldzaam en sterk afgenomen.  De plant komt voor op vochtige tot vrij natte grond in duinvalleien, kalkgrasland, heide op leem en op zandplaten.
Geelhartje
-           We zagen dat er steeds meer parnassia groeide op de plaats waar we nu liepen. Anton vertelde over de Parnassia dat deze 5 meeldraden heeft, waarvan er na het uitkomen van de bloem iedere dag 1 meeldraad opent (of naar buiten buigt). De parnassiabloem bloeit dan ook 5 dagen, waarna hij verwelkt.
Iedere dag een nieuwe meeldraad open. Nog twee te gaan.
-          Een uitgebloeide wespenorchis zagen we in de buurt van de parnassia.


-          We zagen een plant waarvan enkelen dachten dat dit St Janskruid zou zijn. Anton vertelde dat dit het niet kon zijn, omdat het daar hier te nat voor was. Hij vertelde daarna dat dit gevleugeld hertshooi was. Ook een plant met een geel bloemetje. Hij vertelde dat je dit kan herkennen aan de stengel van de plant.
==> Bij St Janskruid is de stengel doorsnede rond met twee kleine ronde ribbels tegen over elkaar langs de stengel.  St Janskruid groeit in droog gebied.
==> Bij gevleugeld hertshooi is de stengeldoorsnede ruitvormig met holle zijde en een soort scherpe vleugels op de hoeken. Gevleugeld hertshooi groeit in een natte omgeving. Als je de verschillende namen vergelijkt zie je dat in het Fries de naam “skerp St Janskruid” wordt genoemd. Hieruit blijkt de gelijkenis tussen de twee. De Nederlandse naam is “gevleugeld hertshooi.”
Gevleugeld hertshooi.

-          Er werd strand-duizendguldenkruid gezien. Kleine roze bloemetjes met een gele meeldraden. Bodem: Zonnige, open plaatsen op matig voedselarme, vochtige tot natte, kalkrijke of zilte, meestal humusarme zandgrond.
Strandduizendguldenkruid.

-          De plant met het klein lipvormige  bloemetje en gele vlekje op de onderlip: ogentroost werd ook waargenomen.
Ogentroost, mooie kleine bloemmetjes.
-          Veenmos werd er ook aangetroffen in deze natte zone. Anton vertelde dat ¾ van de soorten veenmos in de Schotsman veenmos voorkomen.
-          Anton vertelde dat de zonnedauw ook in veenachtige omgeving groeide en dat die mogelijk ook hier aangetroffen zou kunnen worden. Vervolgens vertelde hij dat veenmos naar boven groeit, waarna het laagveen uiteindelijk hoogveen wordt. Veenmos houdt regenwater vast en heeft geen grondwater nodig om te kunnen leven. Doordat er geen zuurstof in de onderlaag kan komen wordt de omgeving zuur. De zonnedauw groeit op hoogveen.
-          Er stond steeds meer parnassia om ons heen.

-          Rondbladig wintergroen groeide er ook.
-          Er stond ook een plantje genaamd wolfspoot. Dit heeft een soort wollige verdikkingen om de steel bij de bladaanzetten.
-          Tussen het gras op die drassige plek zagen we een wasplaatje en een oranje wasplaatje (paddestoelen).

-          Een bruin zandoogje, of was het toch een andere?

-          Een kleine pad werd even in een potje gedaan om beter te kunnen kijken.
Pad.

-          Een grote bos met strand-duizendguldenkruid.
Strandduizendguldenkruid.
-      Onderweg zagen we bij een plasje veel parende libellen.

-      Een stuk verderop in het koninginnekruid kroop een grote groene sabelsprinkhaan van bijna 10cm lengte.

Omwille van de tijd liepen we weer terug naar de parkeerplaats.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten