zondag 18 september 2011

Verslag excursie kunstmatige rotskusten Goese Sas 17-09-2011

Excursieleider Louis Sauter .

Als eerste zouden wij onderzoek gaan doen naar de wierzonatie langs de waterzijde van de dijk. Hier kan men een bijzondere vegetatie ontdekken, welke is aangepast aan het tweemaal per dag hoog water en tweemaal per dag laag waterritme.




Onderdeel 1:
De groep werd in kleinere groepjes verdeeld. Ieder groepje werd van materiaal voorzien. Een lang stuk touw dat wij van boven aan de dijk omlaag tot aan de waterlijn dienden te leggen.

Louis toonde ons een vierkant onderzoeksraampje, welke wij langs die lijn om de meter op een interessante plek diende te leggen. Hij gaf ons mee dat we tot de ontdekking zouden komen dat er bovenaan de dijk hele andere soorten zouden waarnemen als onderaan de dijk bij de laagwaterlijn. Als voorbeeld noemde hij dat er bovenaan de dijk veelal groenwieren te vinden zijn en onder aan de dijk roodwieren. Hij vertelde dat er ongeveer 150 soorten wier zijn.
Groenwieren vangen het rode licht op en gebruiken dit voor de fotosynthese.
Het zeewater filtert het rode licht eruit, waardoor dit niet beschikbaar is voor de onderwater levende roodwieren. De roodwieren vangen dan ook het groene en blauwe licht op en hebben daarom caroteen (rood) in het blad.
Als laatste merkte Louis nog op dat de bruinwieren in de tussenliggende zones voorkomen en dat die van alles wat hebben om te kunnen overleven.

We legden de lijn haaks op de dijk en gingen aan de slag om grofweg om de meter de soorten planten, dieren en insecten te bestuderen en uit te drukken in een percentage van voorkomen.

Hiertoe kregen wij een tabel, waarbij per zone kon worden opgegeven wat we aldaar aantroffen:

 Zone 1 (bovenaan de verharding)”
- dooierkorstmos         (schaars of gering)
- grijs korstmos            (schaars of gering)

Zone 2:
- dooierkorstmos         (maximaal 10%)

Zone 3:
- dooierkorstmos         ( 1 enkel exemplaar)
- grijs korstmos            (10 tot 20 %)

Zone 4:
-         niets

Zone 5: (hoog waterlijn)
- smal platwier (25-50 %)       (is zee-eik met geribbeld randje om het blaasje)
- darmwier                   (schaars of gering)
- breed platwier           (10 tot 25%)
- zeepokken                (schaars of gering)
- paarde-anemoon       (schaars of gering)

Zone 6:
- knotswier                  (10 tot 25%)
- breed platwier           (50-75%)
- hildenbrandia (wijnrood korstwier)    (10-25%)
Rode wijnvlekken op het steen

Zone 7:
- hard roodwier           (10-25%)
- Iers mos                    (schaars of gering)
- Zacht roodwier (Rodechorton)           (schaars of gering)
Zacht roodwier rechtsboven niet helemaal scherp maar toch...
- hard roodwier (wijnrood korstwier)    (10-25%)
- zeesla                        (schaars of gering)
- zeepissebedden         (schaars of gering)

Zone 8:
- hard roodwier           (10-25 %)
- alikruik                      (schaars of gering)
- schaalhoorn               (1 enkel exemplaar)
Met zeepokken begroeide schaalhoorn en daarboven alikruiken.
- blaaswier                   ((10-25%)
- wijnrood korstwier    (25-50%)

Zone 9:
- smal platwier (10-25%)
- zacht roodwier (Rodechorton)           (10-25%)
- alikruik                      (schaars of gering)
- schaalhoorn               (max 10%)

Zone 10:
- smal platwier (10-25%)
- Rode Chorton           (max 10%)
- alikruik                      (max 10%)
- blaaswier                   (10-25%)
- watervlo                    (1 enkel exemplaar)

Zone 11:
- zeeeik (smal platwier)            ( max 10%)
- Rode Chorton           (10-25%)
- zeesla                        (1 enkel exemplaar)
- schaalhoorn               (schaars of gering)
- mossel                       (1 enkel exemplaar)

Zone 12:
- zee-eik                      (schaars of gering)
- alikruik                      (max 10%)
- schaalhoorn               (schaars of gering)

Omwille van de tijd werd hier gestopt en niet doorgegaan naar de waterlijn.
Er werd een evaluatie gehouden van het eerste gedeelte.


Bij de op de stenen vastgehechte schaalhoorn, merkte Louis op dat deze soort pas 12 jaar hier in de Oosterschelde voorkomt. Deze soort is afkomstig uit zuidelijker streken en door de deltawerken en daarbij verminderde getijvolume blijft er meer water staan dat opwarmt in combinatie met het broeikaseffekt. Deze twee zorgden ervoor dat de omstandigheden voor de schaalhoorn werden verbeterd en deze zich hier ging vestigen.

Tweede onderdeel:
Voor het tweede onderdeel liepen we een stuk verderop naar de zijkant van een haaks op de dijk liggende golfbreker. Het was inmiddels laag water en we konden over de slikken aan de voet van deze golfbreker op zoek gaan naar onder en tussen de stenen levende dieren.
Tussen de stenen en de aldaar in de slikken groeiende oesterbanken troffen we van alles aan.
De Japanse oester was volop aanwezig.
Zoeken naast de mosselbank

We troffen onder en tussen de stenen aan:
-      paardenanemoon
Paardenanemonen op het droge met ingetrokken tentakels

en onder water met zijn tentakels en mond geopend
-         Japanse blaaskrab (vierkant schild)
-         Penseelkrab (trapeziumvormig lijf en streepjes of penseeltjes aan de poten)
-         Platte slijkgapere (platte schelp) Hierbij vertelde Louis dat er aan de scharnierkant een lange en een korte kant zitten. De lange is de mondzijde en de korte de kontzijde.
-         Zand of schelpkokerworm
-         Zeepokken (deze soort behoren tot de krabachtigen
-         Hoornwier
-         Wierboompjes (een soort kolonie van kleine diertjes)
-         Polisiphonia (een wiersoort met kleine bonthaartjes welke in het water uit gaan staan)

Als bijzonderheid over het weerboompje vertelde Louis dat men dit vroeger gebruikte in een glas om het weer te voorspellen. Als er namelijk belletjes uit het weerboompje kwamen, dat was er storm of slecht weer op komst. Zie verdere info daarover:
Klik hier voor meer info over het weerboompje

Op de terugweg naar de parkeerplaats zagen wij op de grens van de verharding en het gras bij de bovenkant van de dijk een plant groeien, welke onze aandacht trok. Ik zag een steel met kleine bloempjes of bobbeltjes en aan het eind een rozet van bladeren. Louis gaf hieraan de uitleg dat dit de zeebiet betrof, welke zou zijn aangevreten door diertjes. Deze zeebiet zou oorspronkelijk veel meer in Normandië voorkomen, maar was in het verleden vanuit die streken deze regio opgekomen zijn. De zeebiet zou de neiging vertonen om rood te verkleuren. (Bij nazoeken in de boeken, blijkt dat deze zeebiet in Nederland strandbiet wordt genoemd, met de soortnaam Beta vulgaris susp. Maritima.)
Zeebiet (Beta vulgaris susp maritima)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten